Het Lidwoord (Artikel)
• Het lidwoord of artikel is in de taalkundige benoeming een functiewoord dat rechtstreeks wordt verbonden met een ander woord. Dit andere woord is meestal een zelfstandig naamwoord , maar in bepaalde constructies kan het ook om andere woordsoorten gaan.
• Het lidwoord heeft als voornaamste functie de bepaaldheid van het woord waar het bij hoort nader aan te duiden. Bij bepaalde lidwoorden wordt
verwezen naar iets dat eerder is vastgesteld. Zo is in de zin "Heb jij de kat gevonden?" eerder vastgesteld om welke of wat voor kat het gaat, terwijl het in de zin "Heb jij een kat gevonden?" gaat om een kat in het
algemeen. Daarnaast kan het lidwoord ook andere informatie verschaffen
over het betreffende hoofdwoord, bijvoorbeeld over het geslacht en getal
(in het geval van een zelfstandig naamwoord) of de syntactische functie
ervan.
Kenmerken van Lidwoord (Artikel)
• Lang niet alle talen kennen lidwoorden. Ook in de Indo-Europese talen was het lidwoord oorspronkelijk niet aanwezig, totdat zich in een aantal subfamilies – waaronder de
Germaanse en Romaanse talen – uit de afgezwakte vormen van het
aanwijzend voornaamwoord het bepaalde lidwoord ontwikkelde. Het Oudgrieks kende zes bepaalde lidwoorden (drie voor het enkelvoud en drie voor het meervoud). Het onbepaalde lidwoord ontwikkelde zich uit het telwoord één. Vermoedelijk gebeurde dit in de periode van het Frankische Rijk. Vanuit deze talen werd het gebruik van lidwoorden vervolgens overgenomen door een aantal andere talen die in Europa gesproken werden, zoals het
Albanees, het Hongaars en de Keltische talen. In het oostelijker deel van Europa drong deze taalvernieuwing niet door, vandaar dat bijvoorbeeld het Russisch en veel andere
Slavische talen nooit een lidwoord hebben ontwikkeld.
• Lidwoorden worden echter ook aangetroffen in andere taalfamilies dan de Indo-Europese, bijvoorbeeld in Semitische en Polynesische talen.
• Het lidwoord staat vaak voor het zelfstandig naamwoord, soms ook erachter (bijvoorbeeld
in het Albanees). Soms gedraagt het lidwoord zich als een cliticum, waarbij het aan het
zelfstandig naamwoord is "vastgehecht" en niet als afzonderlijk woord voorkomt.
Kenmerken van Lidwoord (Artikel)
• Net als in veel andere (Indo-Europese) talen worden lidwoorden in het Nederlands altijd voor het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen geplaatst en hebben daarbij vooral de functie om de (on)bepaaldheid van het zelfstandig naamwoord aan te duiden. Daarnaast verschaffen de lidwoorden enige informatie over het woordgeslacht ervan.
• Het Nederlands kent drie gewone lidwoorden: de, het en een. Het wordt vaak uitgesproken als 't en een als 'n .
• De lidwoorden de (mannelijk, vrouwelijk en meervoud) en het (onzijdig en verkleinwoord enkelvoud) zijn bepaalde lidwoorden; met "de straat" of "het boek" wordt verwezen naar één bepaalde straat of één bepaald boek. Het lidwoord een (alleen enkelvoud, bij
meervoud wordt een weggelaten) is onbepaald; met "een straat" en "een boek" wordt een straat of boek in het algemeen bedoeld.
• Daarnaast is er nog het ontkennende lidwoord geen dat gebruikt wordt om de afwezigheid
van iets aan te duiden: ik heb geen boek.
Lidwoorden in andere talen
In de Noord-Germaanse talen wordt een bepaald lidwoord doorgaans gehecht aan het zelfstandig naamwoord in kwestie:
• in het Zweeds: granatträdet – de granaatappelboom, maar et granatträd – een granaatappelboom.
• in het Deens: kirkegården – de begraafplaats, maar en kirkegård – een begraafplaats.
• in het Noors: lyktestolpen – de lantaarnpaal, maar en lyktestolpe – een lantaarnpaal.
• in het Faeröers: husið – het huis, maar eit hus – een huis.
• in het IJslands: glugginn – het raam, maar gluggi – (een) raam (het IJslands kent geen onbepaalde lidwoorden).
De talen beperken zich echter niet tot aangehechte lidwoorden. Zodra er een bijvoeglijk naamwoord in het spel komt, komt er ook een niet-aangehecht bepaald lidwoord bij. Soms vervalt in dat geval de aanhechting.
• in het Zweeds: Det friska granatträdet – de gezonde granaatappelboom.
• in het Deens: Den dystre kirkegården – de sombere begraafplaats.
• in het Noors: Den grå lyktestolpen – de grijze lantaarnpaal.
Aangehechte lidwoorden komen ook in andere talen voor:
• in het Roemeens: bunicul – de opa.
Kenmerken van Lidwoord (Artikel)
• Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een lidwoord (of: artikel) staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit: de en het zijn bepaalde lidwoorden (of:
lidwoorden van bepaaldheid); een is het onbepaald lidwoord (of: lidwoord van
onbepaaldheid). Het bepaald lidwoord het wordt gebruikt bij onzijdige zelfstandige
naamwoorden; de in combinatie met vrouwelijke en mannelijke zelfstandige naamwoorden en met meervoudsvormen van zowel het-woorden als de-woorden.
• Wat zijn lidwoorden?
In sommige talen mag je zeggen: Ik loop met hond.
In het Nederlands mag dit niet.
Je moet een lidwoord gebruiken: Ik loop met de hond.
In het Nederlands zijn er zijn drie lidwoorden: de, het en een
Lidwoorden staan nooit alleen; ze staan altijd voor zelfstandige naamwoorden .
Lidwoorden staan nooit alleen
de het een een
de auto het huis een hond een huis
de boom het meisje een boom een meisje
de hond het kettinkje een hond een kettinkje